2.1 Wir machen uns Bilder der Tatsachen.
Op 29 september 1914 tekent Wittgenstein op in zijn oorlogsdagboek:
Im Satz wird eine Welt probeweise zusammengestellt. (Wie wenn im Pariser Gerichtssaal ein Automobilunglück mit Puppen etc. dargestellt wird.)
Ludwig Wittgenstein, Manuscript 101, 29 september 1914
Blijkbaar had Wittgenstein gelezen over de reconstructie tijdens een rechtszaak van een auto-ongeval aan de hand van een schaalmodel. De ingeving was een doorbraak in de zoektocht naar zijn Theorie der logischen Abbildung durch die Sprache. In de Tractatus wordt het :
2.12 Das Bild ist ein Modell der Wirklichkeit.
De voorwerpen in de Tatsache corresponderen met de elementen in het beeld die die voorwerpen vertegenwoordigen, en wel op zo’n manier dat de structuur van de beeldelementen overeenkomt met de Konfiguration in de Tatsache/Sachverhalt. (Dat maakt van het beeld ook een Tatsache.)
2.1514 Die abbildende Beziehung besteht aus den Zuordnungen der Elemente des Bildes und der Sachen.
2.1515 Diese Zuordnungen sind gleichsam die Fühler der Bildelemente, mit denen das Bild die Wirklichkeit berührt.
Om beeld te kunnen zijn, moet het afgebeelde en het beeld iets gemeenschappelijks hebben, zelfs identiek (TLP 2.161). Dat noemt Wittgenstein de “vorm van de afbeelding”:
2.17 Was das Bild mit der Wirklichkeit gemein haben muss, um sie auf seine Art und Weise – richtig oder falsch – abbilden zu können, ist seine Form der Abbildung.
We zijn Form al eerder tegengekomen. De Form van een voorwerp behelst de mogelijkheid om in een stand van zaken voor te komen (TLP 2.0141). Ruimte, tijd, kleur, hardheid… zijn allemaal vormen van voorwerpen. De voorwerpen zelf bepalen de vorm die de werkelijke wereld met een willekeurige andere wereld gemeen heeft (TLP 2.022). Algemeen geldt :
2.033 Die Form ist die Möglichkeit der Struktur.
Toegepast op het beeld wordt dat:
2.171 Das Bild kann jede Wirklichkeit abbilden, deren Form es hat. Das räumliche Bild alles Räumliche, das farbige alles Farbige, etc.
2.18 Was jedes Bild, welcher Form immer, mit der Wirklichkeit gemein haben muss, um sie überhaupt – richtig oder falsch – abbilden zu können, ist die logische Form, das ist, die Form der Wirklichkeit.
2.181 Ist die Form der Abbildung die logische Form, so heißt das Bild das logische Bild.
Dat maakt van ieder beeld een logisch beeld, het beeld dat de wereld kan afbeelden (TLP 2.19).
Voor we met die gedachte morgen verder gaan, nog twee uiterst belangrijke opmerkingen die de rest van de Tractatus mee vorm geven:
- 2.172 Seine Form der Abbildung aber, kann das Bild nicht abbilden; es weist sie auf.
Wàt het beeld (en later de Satz) met de werkelijkheid gemeen heeft om überhaupt die werkelijkheid te kunnen voorstellen – de logische vorm dus – dat kan niet worden voorgesteld, enkel getoond. Die vorm, zullen we later zien, “spiegelt sich” in het beeld, de Satz, de taal. Wat zich in taal uitdrukt, kunnen we niet door haar uitdrukken (TLP 4.121).
- 2.224 Aus dem Bild allein ist nicht zu erkennen, ob es wahr oder falsch ist.
Het beeld beeldt de werkelijkheid af, zijnde de mogelijkheid van het bestaan of niet-bestaan van standen van zaken, maar hoeft niet per se met die werkelijkheid overeen te stemmen – zie ook Wittgensteins “probeweise” uit zijn dagboek hierboven. Wat het beeld voorstelt, de Sinn van het beeld (TLP 2.221), kan juist of fout zijn, waar of onwaar. Er is geen a priori ware beeld (TLP 2.225). Om te weten of het beeld waar of onwaar is, moeten we het met die werkelijkheid vergelijken.