4.5 […] Die allgemeine Form des Satzes ist: Es verhält sich so und so.
Hoewel het nog tot Satz 6 van de Tractatus zal duren voor Wittgenstein de meest algemene vorm van een zin beschrijft, geeft TLP 4.5 al een eerste recept:
4.5 Nun scheint es möglich zu sein, die allgemeinste Satzform anzugeben: das heißt, eine Beschreibung der Sätze irgend einer Zeichensprache zu geben, so daß jeder mögliche Sinn durch ein Symbol, auf welches die Beschreibung paßt, ausgedrückt werden kann, und daß jedes Symbol, worauf die Beschreibung paßt, einen Sinn ausdrücken kann, wenn die Bedeutungen der Namen entsprechend gewählt werden.
Dat er een algemene zinsvorm is, wordt voor Wittgenstein daardoor bewezen dat er geen zin mag zijn, waarvan we de vorm niet hadden kunnen voorzien (i.e. construeren).
5.47 Man könnte sagen: Die Eine logische Konstante ist das, was alle Sätze, ihrer Natur nach, mit einander gemein haben.
Das aber ist die allgemeine Satzform.
De algemene zinsvorm is het wezen van de zin. Dat wezen aangeven (TLP 5.4711) wil zeggen het wezen van alle beschrijving, en dus het wezen van de wereld aangeven.
We doen een poging om die algemene zinsvorm al een eerste keer te construeren met behulp van de bouwstenen die we in de vorige bijdragen verzamelden.
Wittgenstein benadrukt al vroeg (TLP 3.13) dat alles tot de zin behoort wat bij de projectie behoort, maar niet het geprojecteerde.
Im Satz ist also sein Sinn noch nicht enthalten, wohl aber die Möglichkeit, ihn auszudrücken.
[…]
Im Satz ist die Form seines Sinnes enthalten, aber nicht dessen Inhalt.
In tegenstelling tot de uitdrukking, die zowel vorm als inhoud kenmerkt (TLP 3.31), is de zin wel vorm maar slechts mogelijke zin. En het wezenlijke van een zin is dat wat alle zinnen, die dezelfde Sinn kunnen uitdrukken, gemeen hebben. Zonder daar nu al de definitieve beschrijving van te kunnen geven, mag het duidelijk zijn uit het recept dat die Sinn bepaald wordt door de uitdrukking(en) in de zin – ook al heeft de uitdrukking enkel in de zin Bedeutung, kan ze ergens naar verwijzen (TLP 3.314).
Die vorm maakt dat de zin op een welbepaalde, duidelijk aangeefbare wijze uit kan drukken wat zij uitdrukt: “Der Satz ist artikuliert” (TLP 3.251). Het teken waardoor we de gedachten uitdrukken, noemt Wittgenstein het zinsteken. Dat zinsteken is een Tatsache (TLP 3.14): zijn elementen verhouden zich op bepaalde “Art und Weise” die de voorwerpen van de gedachte weerspiegelt.
Dat het zinsteken een feit is, is niet zonder meer duidelijk uit de (schrift-, fonetische) tekens van alle dag waarin het zinsteken niet wezenlijk verschilt van een woord(enbrij). Toch is er één en slechts één volledige Analyse van de zin (TLP 3.25) waarbij de configuratie van de elementen van het zinsteken overeenkomt met die van de voorwerpen uit de Sachlage – “wie ein lebendes Bild” (TLP 4.0311). Die elementen, de »einfache Zeichen«, zijn de Namen uit het recept.
3.203 Der Name bedeutet den Gegenstand. Der Gegenstand ist seine Bedeutung. (»A« ist dasselbe Zeichen wie »A«.)
De Namen zijn oertekens, ze zijn niet verder te definiëren, te ontleden, uit elkaar te halen, ze verwijzen – bedeuten – naar enkelvoudige voorwerpen. We kunnen ze hoogstens verduidelijken, maar enkel door middel van zinnen die diezelfde oertekens bevatten – en die we dus enkel kunnen verstaan als de betekenis van die oertekens al bekend is. Op dezelfde wijze:
3.221 Die Gegenstände kann ich nur nennen. Zeichen vertreten sie. Ich kann nur von ihnen sprechen, sie aussprechen kann ich nicht. Ein Satz kann nur sagen, wie ein Ding ist, nicht was es ist.
3.3 Nur der Satz hat Sinn; nur im Zusammenhange des Satzes hat ein Name Bedeutung.
Het is de toepassing van de tekens die tot uiting brengen wat niet in de tekens zelf tot uitdrukking komt. Pas in en door het feit – en het beeld van dat feit, de zin – kan een Sinn worden uitgedrukt, niet door de Namen (TLP 3.142).
Wittgenstein geeft eigenlijk al een voorbeeld van de toepassing van het recept, lang voor TLP 4.5, in het veelbetekenende :
3.1432 Nicht: »Das komplexe Zeichen ›aRb‹ sagt, daß a in der Beziehung R zu b steht«, sondern: Daß »a« in einer gewissen Beziehung zu »b« steht, sagt, daß aRb.
De feiten spreken voor zich.
Zodra de Bedeutung vastligt – lees: de verwijzing van Namen naar Gegenstände, kan het recept worden toegepast – lees: de Sachverhalten en Tatsachen opgebouwd en daarmee de mogelijke Sinn. Hoe de wisselwerking tussen Sinn en Symbol uit het recept precies in zijn werk gaat, vereist nog een belangrijke bouwsteen – ja oder nein – met een omineuze cliffhanger :
4.023 Die Wirklichkeit muß durch den Satz auf ja oder nein fixiert sein.
Dazu muß sie durch ihn vollständig beschrieben werden.
Der Satz ist die Beschreibung eines Sachverhaltes.
Wie die Beschreibung einen Gegenstand nach seinen externen Eigenschaften, so beschreibt der Satz die Wirklichkeit nach ihren internen Eigenschaften.
Der Satz konstruiert eine Welt mit Hilfe eines logischen Gerüstes und darum kann man am Satz auch sehen, wie sich alles Logische verhält, wenn er wahr ist. Man kann aus einem falschen Satz Schlüsse ziehen.